Kop Afb koppeling naar startpagina

Achtergrond

Tijdsbeeld: Het neoliberaal gedachtegoed domineert

Over het algemeen ademen de jaren negentig optimisme. De Europese Unie krijgt steeds meer vorm, de gemeenschappelijke munt staat in de steigers (Verdrag van Maastricht, 1993). De economie groeit, er is welvaart, er kan meer 'geld verdeeld' worden.

Het neoliberale denken dringt steeds verder door in het (politieke) denken. Het klassiek sociaal-democratisch denken raakt op de achtergrond.

 

Wim Kok, premier van twee naar hem genoemde kabinetten (1994-1998-2002) en leider van de PvdA, schudde in 1995 de 'ideologische veren' af. Een bijtend stukje cabaret gaf Wim de Bie ('Koot en Bie, Keek op de Week'). Klik op het YouTube filmpje hiernaast.

Beide kabinetten Kok waren een coalitie van PvdA met VVD en D66, en zetten het neoliberale beleid van liberaliseren en privatiseren versterkt voort. Zo werd bijvoorbeeld in 1995 de NS zelfstandig. Overheidsbedrijven werden 'in de uitverkoop' gedaan als natsbedrijven (gas, water, elektra)..
Marktwerking werd leidraad. De gezondheidszorg werd naar de markt geschoven. En in het onderwijs gingen (hoge-)scholen en universiteiten zich als 'bedrijven' gedragen. Door herhaaldelijke fusies ontstonden grote opleidingsinstituten.

De een na de ander vallen nu de Oost-Europese communistische dictaturen. Francis Fukuyama kondigt het einde van de geschiedenis aan: de westerse liberale democratie heeft gezegevierd en is de 'ultieme regeringsvorm'. 'Het was klaar'.

De jaren negentig brachten de doorbraak van de computer en, later, van Internet, in zowel bedrijven en huishoudens als scholen. De maatschappij 'gaat digitaal'. Begin jaren negentig startte het Comeniusproject dat als doel had alle basisscholen te voorzien van tenminste één PC. Leerkrachten basisonderwijs werden bijgeschoold. Er kwamen speciale programma's voor de scholen. Stapje voor stapje werd het geheel wat gebruiksvriendelijker.

 

Maatschappij en Onderwijs: invloed en regulering

Opvallende ontwikkelingen in deze jaren:

  • De overheid gaat zich (nog) meer met het onderwijs bemoeien door verdere wet- en regelgeving. In 1993 wordt de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek ingevoerd. Deze WHW vervangt de afzonderlijke regelingen voor het hoger onderwijs, zoals de HBO-wet.
  • Minderheidsgroepen (immigranten) groeien in aantal en in betekenis.
  • De invloeden van 'het beroepsveld' op de opleidingen nemen toe. Dat geldt zeker voor de relaties tussen de pabo's en de basisscholen.
  • Onderwijskunde ontwikkelt zich als wetenschappelijke discipline en beïnvloedt steeds meer het denken over en het realiseren van structuren en inhouden van het HBO en WO.