Kop Afb koppeling naar startpagina

Achtergrond

Tijdsbeeld: het neoliberalisme domineert politiek en economie

Het marktdenken domineert: de 'markt' wordt geacht maatschappelijke processen beter te kunnen regelen dan welk ander systeem dan ook. Economische marktwerking 'vergroot de concurrentie en verlaagt zo de kosten' en daardoor zal de economische groei toenemen, zo luidt tenminste de theorie. Dus bevordert ook de Nederlandse overheid de vermarkting van publieke sectoren zoals de zorg en het onderwijs.

Individuele verantwoordelijkheid komt centraal te staan. Een veel gehanteerde zinsnede: 'je bent zelf verantwoordelijk voor je slagen of mislukken'. De overheid treedt verder terug. Dit heeft vele gevolgen, ook voor het onderwijs. Zo worden studiebeurzen verlaagd en de termijnen verkort, en moeten studenten meer zelf bekostigen (lenen): 'Investeer in jezelf!'.

Deze politiek van liberalisering hangt nauw samen met globalisering: het openbreken van markten, ook door het gebruik van moderne communicatiemiddelen (digitalisering). De financiële wereld (er)kent geen grenzen meer. In luttele seconden flitsen kapitalen over continenten. Computers worden geprogrammeerd te reageren op beursfluctuaties. Geen mens heeft er meer overzicht over.

Economisch handelen verliest moraliteit

Het beleid heeft gevolgen. Inderdaad neemt de (economische) welvaart toe, maar deze is scheef verdeeld, en andere waarden worden grotendeels verdrongen. In de financieel-economische wereld is de moraliteit grotendeels verdwenen. Fraude, malversaties en onethisch handelen zijn toegenomen.

Burgers worden tot consumenten gemaakt en gaan zich calculerender opstellen ('wat heb ík eraan?', 'wat levert het míj op?'). Dit gebeurt ook in het onderwijs. Studenten worden in een 'cliëntenrol' gedrukt.
De waarde van maatschappelijke dingen wordt in geld gemeten: de 'commercialisering'. Inkomensverschillen groeien, maatschappelijke saamhorigheid en het verantwoordelijkheid nemen voor elkaar nemen af. Er ontstaat een nieuwe onderklasse, vooral bevolkt door allochtonen.

Verzelfstandiging van instituten - grootschalige fusies

Het neoliberale gedachtegoed kwam ook tot uiting in de vergroting en verzelfstandiging van onderwijsinstituten. Scholen werden meer en meer beschouwd én bestuurd als bedrijven. De alom gebruikte angelsaksische terminologie was dienovereenkomstig.
Ook het HBO werd grootschalig.

  • Veranderde rollen
  • Overheid op afstand?
  • Inschrijvingen HBO
  • Mark Rutte
  • Rapport Dijsselbloem
  • X-sluit
 

Personeel werd 'human capital', leraren 'actoren' die moesten voldoen aan actueel te houden 'competenties'. Studenten werden 'cliënten' en 'onderwijs' werd een proces met nauwkeurig beschreven en gekwantificeerde componenten. Directieleden werden 'managers' en later leden van het College van Bestuur, en soms evolueerden zij tot 'leden van de Raad van Bestuur'. De 'ouderwetse' Besturen werden 'Raden van Toezicht'. Men ging 'sturen' op 'output', zoals het aantal verstrekte diploma's. Er moest 'meetbaar rendement' zijn. Er werden functioneringsgesprekken georganiseerd en POP's opgesteld (Persoonlijke Ontwikkelings Plannen).

 

Een wonderlijke paradox hierbij is dat de overheid enerzijds zichzelf op grotere afstand van de scholen positioneerde, maar anderzijds een immer sterker wordende invloed uitoefende.

De neoliberalisering en economisering van het hoger onderwijs leidden tot fusies op grote schaal. Van de circa 500 hogescholen in 1985 waren er anno 2010 ongeveer 50 over. Vooral op de grote instellingen managers op hoge posities komen die niet altijd uit de school of zelfs maar uit het onderwijs voortkwamen. Hun denkkader is anders. Sommigen van hen verdienden tonnen aan salarissen, toeslagen en bonussen. Zij werkten op soms weinig doorzichtige wijze samen met de Raden van Toezicht.

Grotere instituten zouden weerbaarder zijn, was de gedachte. Zij zouden zich ook beter internationaal kunnen positioneren. Er ontstaat immers een Europese, en eigenlijk een mondiale onderwijsmarkt.

HBO Kentallen

Hiernaast staat sterk verkleind het aantal inschrijvingen bij HBO-instellingen in de jaren 2006-2010.

Klik op de tabel om naar de HBO-site te gaan, klik daar op 'Inschrijvingen'.

Deze gegevens worden door de HBO-raad gepubliceerd. Klik op de tabel om naar de betreffende site te gaan, deze biedt nog meer interessante gegevens (zie de menubalk op die site).

Het resultaat van 25 jaar fusiegeweld is enerzijds het ontstaan van grote instellingen (bijvoorbeeld Fontys Hogescholen, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Windesheim), anderzijds het nog steeds bestaan van relatief kleine instellingen, waaronder de Hogeschool Ipabo. Het einde van de fusieperiode lijkt echter nog niet in zicht.

Fragment 2010; 2:12 (audio)

Adrie Kraaijeveld Arie Kraaijeveld.

Premier Mark Rutte gaf in april 2010 een interview op BNR (Business Nieuws Radio). Het ging daarbij onder meer om de nadelen van de grootschaligheid van WO- en HBO-instellingen: te veel overhead, te hoge salarissen, te grote afstand Raad van Bestuur naar de werkvloer. In dit audiofragment refereert hij aan 'een kleine pabo te Amsterdam' (i.c. de Ipabo), waar Arie Kraaijeveld, eertijds voorzitter van de metaalwerkgevers (FME), bestuurslid was (penningmeester). Rutte verwart hier de functie van de heer Kraaijeveld. Hij noemt hem 'directeur', maar dat moet dus zijn: bestuurslid. Te oordelen naar dit interview moet de vraag gesteld worden of doorgaande fusies naar grotere scholen wenselijk is.


Februari 2008 - Voorzitter Jeroen Dijsselbloem overhandigt het rapport van de Commissie aan Kamervoorzitter Gerdi Verbeet.

 

In de jaren negentig werden vele vernieuwingen in het vervolgonderwijs doorgevoerd (waaronder basisvorming, Studiehuis, Vmbo). Deze veranderingen vielen in het onderwijsveld, breed genomen, niet goed.
Er werd in 2007 een Parlementair Onderzoek opgezet onder leiding van Jeroen Dijsselbloem (PvdA) dat resulteerde in het Rapport 'Tijd voor Onderwijs'. Het was een zeer kritisch rapport waarbij onder meer de rol van de overheid als vooral negatief werd gekwalificeerd: teveel ideologie, beperkte financiën, te weinig draagvlak.
Enkele conclusies uit dit rapport:

  • De analyse van de 'problemen' schoot tekort
  • Onvoldoende wetenschappelijke bewijsvoering voor de voorgenomen veranderingen
  • Nauwelijks gezocht naar draagvlak 'in het veld'; politieke overeenkomsten (dealing!) waren belangrijker
  • Te veel 'top-down' opgelegde vernieuwingen
  • Te beperkte monitoring van de doorvoering van de veranderingen
  • Te weinig geld

Ondanks de duidelijke én scherpe inhoud van het rapport, had het weinig effect. Overheid en onderwijs: het blijft een moeilijke verhouding, waarbij de 'professionals' te weinig gehoord worden.

Veranderende rollen van studenten, personeel en managers - Overheid krijgt meer invloed

 

Economie: hoogtes en dieptes

De economische welvaart in de 'westelijke landen' neemt in dit decennium aanvankelijk nog steeds sterk toe maar raakte gaandeweg onder grote druk.

  • 1995-2000: de beurzen stijgen enorm. Men spreekt van de 'New Economy'.
  • 2000-2001: De ontstane Internetbubble barst: veel kleinere bedrijven gaan failliet (de 'dotcom-crisis'). Vanaf 2001 herstellen de beurzen weer.
  • 2002: op 1 januari wordt de Euro daadwerkelijk als eenheidsmunt ingevoerd in de 'Eurolanden'. Voor ondernemingen vallen hinderlijke grenzen en (valuta)risico's weg. De beurzen beleven weer een 'hosanna-periode' en gaan kenmerken vertonen van een casino.
  • 2008: in Amerika ontstaat een bankencrisis (met de val van de zakenbank Lehman Brothers), die snel overslaat naar Europa, vooral het Euroblok. De 'eerste' recessie is een feit.
  • 2009: Banken worden gered door overheden, waardoor de staatsschulden sterk oplopen. Er volgt een licht herstel.
  • 2010: De bankencrisis leidt tot een landencrisis. Overheden kunnen het inzakken van de economie, de tweede recessie, niet meer opvangen. Landen moeten zeer zwaar bezuinigen, met name de zuidelijke Euro-landen. Bezuinigingen treffen grote delen van de maatschappij. Het Euroblok staat onder zware druk en de euro zelf komt in de gevarenzone ('eurocrisis').
  • 2010 en later: de landencrisis wordt een eurocrisis (met mondiale consequenties). Ook de Nederlandse overheid moet miljarden bezuinigen, en doet dat op de publieke sector, op kunst en cultuur, op de zorg en op het onderwijs.
  • 2012: Het kabinet Rutte (aangetreden in 2010, bestaande uit VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV) valt in april. De gedoogpartner kon zich niet vinden in de resultaten van wekenlang intensief beraad om de economische crisis op te lossen. Steeds meer komt de vraag centraal te staan: ' Verder gaan met Europese integratie, of niet?'

Door de recessies werden indringende vraagtekens gezet bij de neoliberale politiek, ook wel het 'Angelsaksische model' genoemd. Wellicht verdient het oude 'Rijnlandse model', waarin overleg centraal staat, toch de voorkeur, met ons poldermodel als variant.

Mooie onderwijsplannen

De kabinetten Balkenende spraken uit dat Nederland een concurrende kenniseconomie moet worden en dat rond 2020 de helft van de bevolking 'hoog opgeleid' moet zijn.

Balkenende 2 Balkenende 4

Kabinet Balkenende-!!, 2003-2006. (links vooraan
minister van Onderwijs Maria van der Hoeven).

Dit kabinet richtte een innovatieplatform op teneinde (technische) innovatie en ondernemerschap annex onderwijs te stimuleren.

Kabinet Balkenende IV, 2007-2010 (links achter de koningin minister van Onderwijs Ronald Plasterk.

Dit kabinet stimuleerde het Platform Bèta Techniek om bèta-studies te bevorderen en bèta-talent beter te begeleiden.

Van al deze voornemens kwam vooralsnog weinig terecht.

Protestantse Kerk in Nederland

December 2003: de PKN komt tot stand, een samengaan van de Nederlands Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse kerk, als resultaat van het 'Samen op Weg'-proces. Overigens konden lang niet alle protestantse groeperingen zich hierin vinden en volgden zij hun eigen weg. Hoe deze vereniging in het onderwijs gaat uitwerken, blijft te bezien.

Niet alle gelovigen en/of gemeenschappen volgden het samengaan. Enkele tienduizenden distantieerden zich en vormden de Hersteld Hervormde Kerk. Daarnaast bleven de Gereformeerde Gemeenten en de Evangelische Kerken buiten de fusie. Deze groepen hebben vaak hun eigen basisscholen, maar nauwelijks hun eigen opleidingen.