De School
Kernwoorden: Sterke groei, Zelfstandigheid, Vakken
Binnen de katholieke zuil was er een strikte scheiding tussen jongens- en meisjesscholen. Amsterdam had na de oorlog slechts één katholieke kweekschool, de 'De Voorzienigheid', Lauriergracht 41. Die was voor meisjes. Deze school stond onder bestuur van de 'Zusters van de Voorzienigheid'. Zij verzorgden ook de meeste lessen.
Jongensafdeling
Op verzoek van de Deken van Amsterdam begon 'De Voorzienigheid' op 1 september 1950 met een 'Jongensafdeling': één klas met 26, later 30 leerlingen, onder directoraat van Zr Xaviera. Met speciale toestemming van de bisschop werden de lessen aanvankelijk verzorgd door de Zusters. Al snel echter kwamen er enkele mannelijke leraren bij, zoals Jo van de Pavert, die lang aan de school verbonden bleef (1950-1980).
De Jongensafdeling groeide in de volgende jaren en al snel waren er meer leslokalen en meer leraren nodig. Lokaliteiten werden her en der in de Jordaan gevonden, onder andere de St Aloysiusschool in de Anjelierstraat en de Elandsschool in de gelijknamige straat.
Links: de eerste klas, 1951. Links vooraan dhr Schwirtz (muziek), rechts vooraan dhr Balm (gymnastiek), naast hem dhr Van Oorsouw (pedagogiek). De jongeman in het midden rookt!
Rechts: Magister Vocat in 1955. Vooraan de docenten (v.l.n.r.) dhr Van de Pavert (rekenen, schrijven, tekenen, Duits), pater W.J. de Graaff (godsdienst), Br Albinus (aardrijkskunde), Br Albertinus (directeur), Br Bruno (Nederlands), onbekend, dhr Balm (gymnastiek), Br Theowald (biologie, natuur).
Eigen gebouw
In 1955 verhuisde de hele school naar het leeggekomen Piusklooster (beheerd door de Zusters van de Voorzienigheid) aan de Kerkstraat 136. Ideaal was deze huisvesting evenmin, maar aan de -overigens interessante- zwerftochten door de Jordaan kwam nu een einde. Het docentencorps telde toen 1 priester, 9 broeders en 4 leken. |
Hierboven het muurtableau boven de ingang van de school in de Kerkstraat. Nu is er een budgethotel gevestigd |
Zelfstandige school
Op 1 januari 1958 werd 'Magister Vocat' als zelfstandige kweekschool erkend onder het bestuur van de Congregatie van de Broeders van Maastricht. Br Albertinus werd nu 'echt' directeur en hij zette een duidelijk stempel op 'zijn school'.
De leerlingen - sociale stijging
De leerlingen, soms wel kwekelingen genoemd en zeker geen studenten (!), kwamen vooral uit de midden- en de arbeidersstand. Juist door het brede karakter van de opleiding was de school voor hen de opening naar een nieuwe en grote wereld. Velen hebben ná de kweekschool een vervolgstudie gedaan en kwamen terecht in betrekkingen buiten het directe onderwijs.
Piet de Wolf is hiervan een voorbeeld. Hij was leerling aan Magister Vocat van 1955-1960. Na zijn diensttijd werkte hij enkele jaren als onderwijzer in Uitgeest en Amsterdam-West. Daarnaast studeerde hij geschiedenis. Vervolgens werkte hij als leraar aan de Bisschoppelijke Kweekschool in Beverwijk en .... aan Magister Vocat (1971-1987). Later maakte hij deel uit van het Bestuur van de Ipabo (1995-2004). De foto toont Piet (pijl) en zijn klas in de 'tuin' van de kweekschool, met links Br Albertinus (1958). |
- Piet de Wolf
- Toon Peters
- X-sluit
Toen Piet in 1955 de MULO afsloot, wist hij niet wat te gaan doen. Hij vertelt In dit videofragment waarom hij zich aanmeldde bij Magister Vocat. Het door hem genoemde motief om onderwijzer te worden, werd ook door vele anderen genoemd! Interview 2008; 0:27 |
Toon Peters zat op 'Magister Vocat' van 1954 tot 1959. Hij werkte een aantal jaren in het lager onderwijs en studeerde gelijktijdig Nederlands. Via een leraarschap aan de MULO van de Zusters op de Lauriergracht werd hij leraar Nederlands aan 'De Voorzienigheid'. Interview 2011; 1:20 |
Het onderwijs
De lessen in de meer theoretische vakken werden voornamelijk klassikaal en frontaal gegeven, veelal aan de hand van boeken. Het ging om kennisverwerving, maar vooral om culturele ontwikkeling, van 'Bildung'. Vakken als gymnastiek, muziek en handenarbeid richtten zich ook op praktische zaken. Deze vakken hadden van begin af aan oog voor wat de kwekeling als (beginnend) onderwijzer moest kennen en kunnen. Het vak van onderwijzer leerde men in de stage, de praktijk, en dan vooral van de leerkracht.
Leraren en vakken stonden veelal op zichzelf. Er was weinig tot geen inhoudelijke samenwerking. De leraar was tot grote hoogte 'koning in eigen rijk'. Het onderwijs speelde zich af binnen in de klas en in de school. Toch werden er degelijk diverse activiteiten ondernomen. Br Nolascus (Frans, Engels) maakte met leerlingen verre fietstochten naar bijvoorbeeld Brussel en Parijs. Br Theowald (biologie, natuur) had goede contacten met de Amsterdamse schooltuinen waardoor studenten soms een eigen tuintje hadden.
Fietstocht door België 1961 (onder leiding van o.m. Br. Nolascus).