1980-1987

 

 

Wim Deetman
Drs Wim Deetman was minister van onderwijs in de kabinetten Lubbers I en II (1982-1986-1989). Hij voerde vele veranderingen ?n bezuinigingen door.

 

 

 

 

Ga met de muis over de afbeelding om een (deel van een) salarisoverzicht te zien. Dit was het salaris van een conciërge die een halve baan had (toen: 19 uur). Let op: deze bedragen zijn in guldens! 1 gulden ~ 0,45 Euro.

 

 

 

 

 

Onderwijs

Verzelfstandiging, Schaalvergroting, Herstructurering

In dit decennium bezuinigen de kabinetten Lubbers I en Lubbers II sterk, ook op onderwijs. Zij zijn daartoe gedwongen door de diepe en hardnekkige recessie. Daarnaast werkt de minister van onderwijs, Wim Deetman, aan grootscheepse herstructureringen van het onderwijs. Deels zijn deze een voortzetting van ontwikkelingen die al einde jaren zeventig in gang zijn gezet, deels komen ze ook voort uit de achterliggende filosofie van de terugtredende overheid en de verzelfstandiging van de instellingen. Dat de veranderingen tevens besparingen opleveren, is mooi meegenomen.

Overzicht van de veranderingen

1981 - WBO (Wet op het Basisonderwijs) aangenomen, ge?ffectueerd in 1985
1982 - Wet Medezeggenschap Onderwijs aangenomen: medezeggenschapsraad wordt verplicht
1983 - STC-nota (Schaalvergroting, Taakverdeling en Concentratie)
1984 - - Per 1-8-1984 wordt het HBO zelfstandig, de PA wordt tot het HBO gerekend
- Eerste fusiegolf van Amsterdamse instellingen: KPA, PC Pabo (VRA)
1985 - - Nota HOAK (Hoger Onderwijs, Autonomie en Kwaliteit)
- HOS-wet (Herziening Onderwijs Salarissen)
- Wet op de Studiefinanciering
- Per 1-8 treedt de WBO in werking
1986 - - Wet HBO (Hoger Beroeps Onderwijs) aangenomen, later de WHW (1993)
- Wet op de Studiefinanciering aangenomen
1987 - Tweede fusiegolf: de IPABO ontstaat uit fusie van KPA, VRA en PC Pabo 'Da Costa'
1989 - Begin van de HBO-visitatie - Kwaliteitszorg

Bezuinigingen

De bezuinigingen in het onderwijs waren zeer fors ('de winter van Deetman').

De zittende docenten werden op verschillende manieren gekort.

Nieuwe docenten werden veel harder gepakt via de HOS-nota (Herziening Onderwijs Salarissen), tot stand gekomen in overleg tussen de bonden en het ministerie (1985). Eerste graads leraren kwamen vanaf nu niet verder dan schaal 10 (nu: LB), waarbij een promotie naar de hogere schaal 11 (LC) beperkt mogelijk zou zijn. De Ipabo (die vanaf 1987 bestond) heeft nog enkele jaren nieuwe eerste graads docenten in '12' aangesteld, maar heeft dat later beperkt tot '11'. Het HBO als geheel was nu een minder aantrekkelijk werkveld, waardoor er in toenemende mate een gebrek aan academisch geschoolde docenten ontstond. De betreffende docenten stonden bekend als de 'na-Hossers'.

Studenten kregen te maken met de Wet op de Studiefinanciering (1986) die onder meer inhield een verhoging van collegegelden en het verkorten van de studieduur. In 1988 werd de aanvullende studiebeurs afgeschafd en het collegegeld verhoogd.

Herstructureringen

  • STC-operatie
  • HBO-wet
  • Wet Basisonderwijs
  • X - sluiten

De STC-operatie had plaats van 1983-1986. STC staat voor Schaalvergroting, Taakverdeling en Concentratie. STC had drie doelstellingen:

  • Schaalvergroting: Vermindering van het aantal HBO-instellingen. Begin jaren tachtig waren er circa 360 instellingen met in totaal 620 vestigingsplaatsen en 70 studierichtingen. De meeste hadden minder dan 600 studenten. In het STC-proces moesten instellingen fuseren tot grotere eenheden die 'Hogeschool' gingen heten en minimaal 600 studenten zouden moeten tellen. Elke nieuwe instelling zou één bestuur, één directie en één medezeggenschapsraad moeten krijgen.
    Het minimum aantal studenten werd voor de Pabo's (die in 1984 ontstaan waren) verlaagd van 600 naar 250 studenten. Handhaven van oorspronkelijke ondergrens zou het einde van vele Pabo's betekend hebben. Zo konden zij - deels - hun zelfstandigheid en eigen levensbeschouwelijk karakter bewaren. Andere Pabo's gingen wel op in grotere hogescholen (lerarenopleidingen, educatieve faculteiten).
  • Vergroting van de zelfstandigheid van de instellingen op het gebied van het financiëel, personeels- en onderwijsbeleid. Dit streven paste bij de heersende filosofie van de terugtredende overheid. Het beoogde een vergroting van de doelmatigheid door versterking van bestuur en managment. In feite was dit het begin van een -vooralsnog beperkte- marktwerking.
  • Taakverdeling: Niet elke hogeschool zou alle studierichtingen moeten aanbieden.
  • Concentratie: de hogescholen zouden een evenwichtige verdeling over het land moeten hebben, rekening houdend met de denominatie. ('Concentratie'). Dit was een uitwerking van het al eerder verschenen 'Vlekkenplan', nog onder het ministerschap van Pais.

De minister, dus de overheid, zette zich op afstand van de instellingen en van het onderwijs- en beleidsproces. Als coördinator van het STC-proces trad de HBO-raad op die dan ook de gesprekspartner van de minister werd.

Het aantal instellingen daalde van ca. 360 in 1983 naar 88 in 1987. De fusies gingen echter nog jaren door. In 1997 waren er 58 en in 2006 nog 44 instellingen. Enkele daarvan hebben nu meer dan 30 000 studenten.

In 1985 bracht minister Deetman de nota Hoger Onderwijs: Autonomie en Kwaliteit (HOAK) uit.

  • De overheid wilde meer op afstand staan en zich beperken tot bekostiging van de instellingen en het houden van toezicht op de kwaliteit.
  • De instellingen kregen de verantwoordelijkheid voor de inhoud, de organisatie en de kwaliteit van het onderwijs.
  • Dit zou alleen kunnen bij schaalvergroting zoals in de STC-nota voorzien.
  • De nota bevatte voorstellen voor wetten op het Wetenschappelijk Onderwijs, op het Hoger Beroepsonderwijs en op de Open Universiteit.

De Wet op het HBO werd in 1986 aangenomen en trad in werking op 1 januari 1987. Instellingen werden autonoom inzake financiën, onderwijs, personeel en huisvesting en dienden een systeem voor kwaliteitsbewaking te hanteren. De overheid beperkte zich tot algemene financiering en tot toetsing op resultaat achteraf. Vanaf de jaren negentig werden daartoe visitatiecommissies ingezet.

De schaalvergroting heeft het de overheid makkelijker gemaakt bezuinigingen op te leggen, zoals terugdringen van de kosten van wachtgeld en verkorting van de verblijfsduur van de studenten. Kleine instellingen hadden het daar moeilijker mee, en dat gold zeker voor de zelfstandig gebleven Pabo's.

De Wet op het Basisonderwijs (WBO) werd in 1981 aangenomen en trad in 1985 in werking. Daarmee was ook het samengaan van de kleuter- en de lagere school een feit.

De WBO had als belangrijke doelen:

  • het mogelijk maken van een ononderbroken ontwikkelingsgang van elk kind (de 'doorgaande lijn 4-12 jaar')
  • het aanpassen van het onderwijs aan maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen:
    • EIBO: opname Engelse taal in het leerplan van de basisschool
    • een grotere nadruk op kennis van de maatschappij ('wereldoriëntatie')
    • meer plaats voor expressievakken (muziek, handvaardigheid en drama)
  • inspelen in de veranderingen in de Nederlandse samenleving (multiculturaliteit, bestrijden van (taal)achterstanden)

De WBO introduceerde het schoolwerkplan en de kerndoelen.
Het schrijven van het schoolwerkplan was een zware -en nieuwe!- taak, vooral ook omdat een onderwijskundige en pedagogische onderbouwing nodig werd.
Kerndoelen zijn doelen op gebied van kennis, inzichten en vaardigheden, beschreven per vak, en te behalen door alle leerlingen aan het einde van groep 8.

CoengebouwTer voorbereiding op de nieuwe basisschool moesten kleuter- en lagere scholen in de jaren vólór 1985 samenwerkingsverbanden aangaan. Leerkrachten moesten elkaars werk leren kennen en op elkaar afstemmen. De schoolteams werden daarin begeleid door docenten van de opleidingen. Er werden begeleidingskoppels gevormd (één docent PA, één docent KLOS). Deze docenten kregen zelf een Integratie Voorbereidende Bijscholingscursus (IVB) aangeboden. De IVB-cursussen werden gegeven in het Coengebouw te Amsterdam (links) en waren vooral populair door het overvloedige voedsel en dito drankjes. Inhoudelijk werd het niveau (te) laag bevonden.

Nieuwe leerkrachten moesten bevoegd zijn voor de nieuwe basisschool: ze moesten 'breed inzetbaar' zijn. Dat werk bereikt door het aanbieden van:

  • de applicatiecursus aan onvolledig bevoegde onderwijzers en kleuterleidsters B (zij die de hoofdleidstersakte hadden). Deze cursus werd verzorgd door de PA's. De eerste cursus begon al in het jaar 1978-1979.
  • de EDOKA-cursus aan kleuterleidsters A. Deze Eenjarige Dag Opleiding Kleuterleidster A leidde op voor zowel de B-akte (hoofdleidster) als de applicatiecursus.

Dat volledig bevoegde onderwijzers géén cursus hoefden te volgen om met kleuters te kunnen werken, zette kwaad bloed. Veel kleuterleidsters vreesden de teloorgang van de verworvenheden van het kleuteronderwijs. Sommige mensen willen dan ook nu nog de kleuterschool terug.

Op de tabbladen staat meer informatie over de verschillende herstructureringen.

 

Fusies

In de tweede helft van de jaren zeventig werd duidelijk dat de PA en de Klos zouden gaan fuseren met het oog op het ook al voorgenomen samengaan van lagere en kleuterschool (In het zogenaamde 'Lochemse overleg' werd de marsroute erheen besproken).

Tevens begon tegen het einde van de zeventiger jaren het aantal inschrijvingen van nieuwe studenten sterk terug te lopen, landelijk met ca. 25 %. Enerzijds waren er relatief weinig jongeren in de totale bevolking, anderzijds was de werkgelegenheid in het lager onderwijs slecht. Docenten dreigden overtollig te worden ('boventallig'), maar konden meestal door middel van kunstgrepen binnenboord gehouden. De toenmalige onderwijsminister Pais kende de opleidingen extra uren toe om kennis en ervaring voor de komende integratie te behouden ('Pais-uren', ook wel de 'pijnpot' genoemd).

Dit leidde tot de eerste fusiegolf rond 1983-1984 waarbij PA en Klos samengingen tot de nieuwe Pabo (Pedagogische Academie Basis Onderwijs). In 1984 in Amsterdam:

En verder in Noord-Holland:

Later bleek in de jaren tachtig dat deze drie Pabo's afzonderlijk geen overlevingskansen hadden. Na heel veel duwen, draaien en trekken en eindeloos overleg werd besloten om te fuseren tot één nieuwe 'Interconfessionele Pabo Amsterdam en omstreken', de Ipabo (1987).