1950-1959

 

 

Drie leraren eind jaren vijftig: v.l.n.r.: Br Nolascus (Frans, Engels), Theo Smits (Nederlands), Jo van Muyen (pedagogiek)

 

Jo vd Pavert

Jo van de Pavert (docent 1950-1980: rekenen, schrijven, tekenen, verkeer, Duits, hier in 1975) tooide zich vaak met een strikje. Het hiernaast aangehaalde artikel verscheen in het Katholiek Schoolblad, 13 september 1975, ter gelegenheid van het 25 jarig jubileum van de school.

 

Leraren eind jaren 50

Teamleden v.l.n.r.: Jo van de Pavert, Br Albertinus, Wim de Graaff (godsdienst), Theo Smits (enigszins verscholen) en Br Albinus (aardrijkskunde).

 

Piet Godsdienstdipl

GodsdDiploma

Een RK Godsdienstdiploma kon worden behaald aan het einde van zowel de tweede als - zoals hier - de derde leerkring. Ga met de muis over de afbeelding voor een groter beeld.

 

katholiek rapport

Tekst op een rapport dat kinderen van een RK lagere school in de jaren '50 meekregen (school van de Fraters van Utrecht)

 


 

 

 

 

Sfeer en Identiteit

Sfeer, uiterlijk, rol leraren en leerlingen

'Magister Vocat' kende in deze jaren een intieme sfeer: 'jongens onder elkaar'. De leraren stonden meestal 'op enige afstand', maar waren toch goed aanspreekbaar, zij het met 'U', en met 'Broeder' of 'Meneer'. De broeders waren altijd gekleed in soutane (toog-met-knoopjes) en witte boord, zij waren echte religieuzen. Een aantal van hen woonde in een apart deel van het Piusgesticht, ook bekend als 'Het Slot', een voor de leerlingen spannend en geheimzinnig en officieel verboden oord.
De leken-leraren droegen een pak of een colbert en nagenoeg altijd een stropdas; een enkeling toonde een frivool strikje. Ook de leerlingen waren in de regel netjes gekleed, vooral de oudere jaars (zoals de 'hoofdakte-leerlingen').

Volle klassen

De klassen waren bijna altijd vol. Br Albertinus had als stelregel: per klas neem ik er 30 aan. Er waren doorgaans weinig uitvallers.
Jo van de Pavert schrijft:

"... een volle bak, tafels keurig drie rijen achter elkaar. Niemand had het benauwd of toonde zich ziek, niemand afwezig, elke droge stof werd rustig geaccepteerd, een one-man show van de kant van de leraar, de bel ging en de agenda kwam automatisch voor de dag, want elke les bracht huiswerk mee." (Herdenkingsboek 1975).


De leerlingen zaten dus wel op elkaar, maar dat had ook zijn gezellige kanten.

Vanaf het midden van de jaren vijftig waren er per jaar twee parallelklassen, waarvan de 'A'-kant vooral bevolkt werd door Amsterdammers, en de 'B'-kant door niet-Amsterdammers, ook wel aangeduid als 'de boeren'.

Autoriteit

Jo van de Pavert gaat verder:

"Als leraar toen was je autonoom en autoritair, geen gezanik..." "Als leraar bepaalde jij alleen de leerstof, de leergang en de eisen voor overgaan of slagen. En die leerstof kon jarenlang dezelfde blijven, evenals de exameneisen."

De structuur van de school was simpel. De directeur hield het (eigen broeder-) bestuur op afstand, de inspecteur kwam zelden en nauwelijks verder dan de directeurskamer waar hem koffie en een sigaar aangeboden werd. Er waren 13, 14 docenten, een conciërge en de schoonmaak. Studenten klaagden wel, maar serieus werd dat zelden. Regels waren eenvoudig en duidelijk. Je moest op tijd komen, de lessen bijwonen, en fatsoenlijk gekleed zijn. Proefwerken moesten goed gedaan worden.
Br Albertinus stond vaak 's ochtends bij de deur, en haalde er jongens uit die naar zijn inzicht te lang haar hadden. Hij riep ze dan terug: "Hier heb je een gulden, ga maar naar de kapper".
Hij was de baas, niet hard, wel duidelijk. Per jaar waren er drie schoolvergaderingen, die vooral besteed werden aan de rapporten. Ter sprake kwamen vooral de cijfers, problemen nauwelijks. Die waren er wel, maar niet in hevige mate, en werden in besloten kring opgelost. Na afloop van de vergadering volgde steevast een drankje.

  • Punaisebord
  • Jordanese dame
  • Gezakt!
  • Weggestuurd!
  • Vergaderverslag
  • Toneel
  • X-sluiten

Interview 2007; 1:10

Op de bijgaande video vertelt oud-leerling (en docent) Herman Tervoort over de 'te laat regeling' van Albertinus (het 'punaisebord').

Op 8 december viert de katholieke kerk het feest van Maria Onbevlekte Ontvangenis (waarbij volgens de leer Maria niet belast is met de erfzonde).
De Broeders van Maastricht zijn officieel de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. De datum van 8 december was dus hun 'feestdag'. Albertinus zei vaak dat hij 'op 8 december jarig was'. De school had dan een feestdag (directeursfeest).

Toon Peters zat in de jaren vijftig als leerling op Magister Vocat. De school was toen nog gehuisvest in de Jordaan. De straten waren smal, de huizen stonden dicht opeen, en waren rijkelijk voorzien van platte daken, waar mensen graag zaten, als het kon in het 'zonnetje'. Er was dus afleiding genoeg....

Interview 2011; 0:54

In de 'oude kweekschool' (tot 1968) moesten de leerlingen aan het einde van de tweede leerkring (het tweede jaar van de beroepsopleiding) een praktijkexamen doen. Daarbij zat een leraar ?n een gecommitteerde achter in de klas, waar de kandidaat in dat jaar stage had gelopen.

Toon Peters vertelt hier hoe het hem is vergaan. Bedenk dat de Broeders van Maastricht 'Maria' als hun speciale patroon beschouwden! Dit incident verging Toon niet zo goed! Zie de volgende tab!

Een -al dan niet opzettelijke- belediging van Maria, van Jezus, of van het Geloof kon een grond zijn voor verwijdering van de school. Toon overkwam dit, temeer ook omdat hij toch al niet zo'n geweldig goede naam had! Hier vertelt hij hoe het verder ging na het praktijkexamen ....

Interview 2011; 0:55

Vergader schrift

Vanaf het begin van de Jongensafdeling werden de verslagen van de docentenvergaderingen opgeschreven in een 'klassiek' schrift. Hiernaast de kaft van het allereerste 'Vergadering-schrift'. Er werd geschreven in een prachtig lopend handschrift.
Elke vergadering werd geopend en gesloten door -meestal- de 'Zeereerwaarde Rector'.
Er waren per jaar drie vergaderingen: met Kerst, Pasen en het einde van het schooljaar.
Als je met de muis over het schriftje (links) gaat, lees je een fragment over de 'gemakzuchtige jongens'. (Verslag 30 november 1951)

Toneelprogram

Buiten de lessen werden ook al in deze jaren diverse andere activiteiten ondernomen. Zo had Br Theowald (Natuur) een 'insectenclub' in de kelder van het gebouw aan de Jan Tooropstraat. Diverse oud-studenten zijn later daardoor verder gegaan in de biologie.

De Brs Hildebrand (Duits, Muziek) en Bruno (Nederlands) hadden een 'toneelclub', die diverse uitvoeringen verzorgden. De stukken werden opgevoerd voor onder meer de ouders (en belangstellende familieleden), en soms ook tezamen met de meisjes van de 'Gracht', Hans Dijsthetgeen -zeker voor die tijd- een duidelijke verrijking was. Hiernaast het het programma van een van de opgevoerde stukken.


Met dank aan Hans Dijst (foto, 1957)

Enkele verhalen van Herman Tervoort en Toon Peters
Cahier fragment

 

Klas in eigen lokaal

De acht theorielokalen in het Piusgesticht waren niet erg groot, en van elkaar gescheiden door dubbelkartonnen wanden. Geluidsdicht waren ze bepaald niet. Ook straatgeluiden drongen duidelijk door. De vuilnisman was erg populair, hij zorgde voor welkome afwisseling. Want de dagen waren lang: soms acht, negen lessen van elk 50 minuten achter elkaar met slechts korte pauzes. Geen wonder dus dat ook koffiehuis 'Ome Hein' aan de overkant van de straat zeer in trek was (rechts). Zelfs een enkele leraar probeerde daar wat rust op te doen. Koffiehuis Ome Hein

Elke klas had zijn eigen lokaal, dat was het 'honk'. De leraren waren de passanten, met uitzondering van biologie, tekenen, handenarbeid en muziek die hun eigen vaklokaal hadden. De gymnastiekdocent moest uitwijken naar de St Louis Mulo in de Falckstraat. Alleen al het lopen dan wel fietsen daarheen en weer terug gaf de broodnodige beweging.

Katholiciteit

In het begin van de vijftiger jaren was het 'katholiek zijn' een volstrekt duidelijke zaak. Van leerlingen werd verwacht dat ze regelmatig in de kapel de Mis bijwoonden. Vakken als pedagogiek ademden de katholieke sfeer. Een katholieke school 'ademde' de religieuze identiteit uit.

DonBoscoHistorische pedagogiek ging vooral ook over de bijdrage van de r.k. godsdienst aan de opvoeding van kinderen. Godsdienstlessen waren vooral ook gericht op de ontwikkeling van katholiciteit van de leerlingen. Doel was het kweken van een goede, roomskatholieke, onderwijzer (zie rechts een van de voorbeelden: Don Bosco, stichter van de orde der Salesianen, 1815-1888). Er was een speciaal godsdienstexamen. De kandidaat moest tonen dat hij flink wat kennis in huis had, ?n hij moest een godsdienstles op de lagere school geven, in aanwezigheid van een bisschoppelijke gecommitteerde. Het godsdienstdiploma was een redelijke garantie voor kennis, maar niet voor deugd. Gaandeweg het decennium kwam daar toch sluipend de sleet in. Zie ook de aparte deelsite over 'Katholiek Onderwijs' en de aanhaling op de pagina 'Uitspraken'. (rechts: beeld van Don Bosco, Magister Vocat).