Sfeer en Identiteit
Openheid, Inspraak, Didactisering, Horizonverbreding
Verschuivingen in de sfeer
De sfeer op Magister Vocat was in het algemeen plezierig. Verreweg de meeste studenten en personeelsleden voelden zich verbonden met de school, met de gemeenschap. Dat was zeker het geval in de jaren van groei. Ondanks problemen die er waren, werd toch gezamenlijk gewerkt aan vernieuwingen zoals het Experiment 'Toetsing en Diplomering'.
De katholiciteit werd veel ruimer opgevat dan vroeger. De docent 'godsdienstonderwijs', Toon Elsakkers, was veel meer 'moderator' en vertrouwenspersoon. Hij sprak studenten zeer aan, had aandacht voor hun eigen (levens-)vragen. Jaren ging hij met de groepen op werkweek (Achelse Kluis) - en met veel succes. Godsdienstonderwijs werd catechese.
Toon Elsakkers (li) en Jo van de Pavert, '75
Rellen zoals in Beverwijk of aan de HPA zijn er in Magister Vocat niet geweest. Er waren regels, maar niet te veel, en ze werden soepel gehanteerd in een open, participerende omgeving.
Tegen het einde van het decennium werd de sfeer anders, het werd meer gespannen. Er moest veel gediscussieerd worden, er kwam veel papier. Dat kwam onder meer door aangekondigde bezuinigingen op de Havo-top (1976) en door de sterke terugloop van het aantal aanmeldingen voor de PA (vanaf 1978). Toen werd het duidelijk dat arbeidsplaatsen onder druk kwamen te staan en dat de katholieke PA's zouden moeten gaan fuseren.
- John Verhallen
- Jan Jobse
- Jos van Onna
- X - sluiten
Fragment 2007; 0:10 |
John Verhallen begon als docent Nederlands aan Magister Vocat in 1970 en bekleedde al heel snel verschillende functies. In 1975 werd John adjunct-directeur, wat hij tot de grote fusies in de tachtiger jaren zou blijven. Later werd hij directeur van de Ipabo. Op dit afscheidsfeest van catecheet /godsdienst-docent Jan Engelen (2007) gaf hij antwoord op de onverwachte vraag: 'Aan welke periode in je carriëre denk je met het meeste plezier terug?'. Het geroezemoes op de achtergrond ontstaat door de grote drukte tijdens deze bijeenkomst. |
Interview 2012; 2:38 |
Jan Jobse begon als docent Nederlands aan Magister Vocat in 1975 en draaide onmiddellijk volop mee in de voorbereidingen en de uitvoering van de grote reünie die eind september van dat jaar gehouden werd. Later raakte hij betrokken bij allerlei nevenactiviteiten van de school, en maakte vanaf de jaren negentig deel uit van het management van de Ipabo. |
Videofragment 2009; 0:52 |
In 2009 nam hij afscheid van de Ipabo. Ter gelegenheid daarvan ondernam hij met een aantal oud-collega's en oud-studenten van Magister Vocat een bootreisje naar Pampus (foto). Op de bijgaande video memoreert Jan in de kajuit van de boot in een onvoorbereide speech het 'bijzondere' van Magister Vocat. Hij haalt daarin het begrip 'vibratie' aan, bekend uit de Bommel-boeken van Marten Toonder. Veel in de Magister-tijd gebeurde intuïtief, en dat is een heel groot verschil met de tegenwoordige noodzaak om het hele leerproces aan de Ipabo nauwkeurig te beschrijven. |
Op de boot naar Pampus ontmoetten oud-leerlingen en dito collega's elkaar op een informeel afscheid van Jan-als-oud-docent-Magister Vocat. |
Jos vertelt wat hem aan (sommige) docenten aansprak, met name die van pedagogiek en muziek. |
Jos van Onna volgde de PA van 1972-1975, Daarna studeerde hij beeldende vorming, en nog later psychologie. In dit fragment vertelt hij iets over de PA-opleiding van de eerste helft van de jaren zeventig. Interview 2009; 1:58 |
John Verhallen, 1975
- Bart Lauret
- Herman Tervoort
- Henri Heuvelmans
- X-sluit
the player will be placed here
Bart in 1976. Interview 2009; 1:07 |
Bart Lauret was leerling op Magister Vocat van 1973-1976. Hij vertelt in dit fragment iets over de sfeer op de school en op de betekenis die 'Magister' op zijn eigen ontwikkeling heeft gehad. |
Interview 2008; 1:22 |
In de jaren zeventig gaan de mensen op de PA, maar ook op de basisscholen wat informeler met elkaar om. In de zestiger jaren werd van de mannelijke PA-studenten verwacht dat ze op de stageschool een jasje plus stropdas droegen, en dat werd zeker van de bezoekende docenten verwacht. Met de komst van de 'nieuwe generatie' begon dat te verdwijjnen. Herman Tervoort was rond 1970 hoofd ('directeur') van de -inmiddels verdwenen- Mgr. Noletschool in Slotervaart. Hij stond elke dag bij binnenkomst van de kinderen aan de voordeur. Hij kon zo ook zien wie er nog meer binnenkwam. Zo leerde hij John Verhallen kennen, zijn latere collega en directeur. |
Interview 2011; 1:47 |
Henri Heuvelmans (1951) begon in 1973 op 'Magister Vocat', aanvankelijk ter vervanging van de zieke Gerard Peelen. Later werd hij vast benoemd, en doceerde ook muziek aan de RKOK en 'De Voorzienigheid'. Henri vertelt hier iets over de sfeer aan Magister in de jaren zeventig. Hij heeft daar zelf sterk aan bijgedragen door zijn open en enthousiasmerende houding tegenover de studenten en collega's. Hij keek ook verder dan zijn eigen vak door een brede kijk op cultuur en vorming. Zo organiseerde hij met collega's de jaarlijkse werkweek in Vlaanderen. |
Verandering in de verhoudingen
In dit decennium gaan mensen makkelijker, minder formeel met elkaar om dan vroeger. Studenten spraken docenten veelal aan met de voornaam. De school had een 'platte' organisatie, je kon makkelijk overal binnenlopen. De directie kende de studenten en de personeelsleden in het algemeen goed. Je kon over een heleboel zaken meepraten en meebeslissen, vooral via de academieraad. Meepraten over tal van zaken kon, en dat ging geformaliseerd via de academieraad.
De installatie van de academieraad in 1974 is feitelijk de bekroning op de geleidelijke toename van de inspraakmogelijkheden. Het begon met de erkenning door directeur Br Modestinus in 1969 dat 'de democratie voor de deur stond en binnengelaten moest worden', wat leidde tot een schoolparlement. In de academieraad waren alle geledingen van het instituut vertegenwoordigd: studenten, docenten, direcie, bestuur. De debatten waren soms verhit - maar gelukkig hield iedereen zich aan het Reglement!
- Betrokkenheid van studenten
- Minder formeel
- Informeel samenzijn
- X-sluit
In deze jaren was in het algemeen de betrokkenheid van studenten bij de opleiding groot. Dat bleek onder meer bij de vernieuwing van het curriculum in verband met het Experiment 'Toetsing en Diplomering'. Jan Jobse heeft in deze jaren intensief met de studenten samengewerkt, als lid van de Academieraad, als coördinator van het Experiment, en als docent Nederlands. Hij vertelt hier over deze betrokkenheid. Interview 2012; 2:40 |
Henk Ras, vaak keurig gekleed, verscheen in 1969 ineens m?t baard... |
Opvallend in deze tijd is de grote verandering in kleding en haardracht. Jasjes en stropdassen verdwenen, tuinbroeken en al dan niet slobberige truien kwamen ervoor in de plaats. Ook -sommige!- docenten kleedden zich minder formeel. Docenten gymnastiek (nu Lichamelijke Opvoeding, LO, geheten) verschenen in trainingspak in de docentenkamer - zulks in flagrante tegenstelling tot tien jaar daarvoor (toen de regel was: 'In de refter wordt niet gezongen!' - ofwel: in de docentenkamer gedraag je je als beschaafd mens). Vroeger legde de conciërge borden en bestek op de tafels, nu opende een ieder zijn eigen plastic zakje. |
|
In de jaren zeventig kwamen veel jonge docenten de school binnen. Zij stonden veel meer open voor de veranderingen en hadden ook onderling veel meer persoonlijk contact. Hiernaast enkelen van hen tijdens het informeel 'bieruurtje' dat -soms!- gehouden werd in het 'kabinet' van Natuuronderwijs. Op de voorgrond Herman Tervoort (peda), daarachter bij het raam Jan Jobse (Nederlands). Foto ca. 1977. |
Personeelsleden in 1976. Via de gezichten stellen zij zich zelf voor.
Vakken en verschuivingen
Algemeen was sprake van didactisering: minder leerstof, meer didactiek en methodiek. Meer aandacht voor leerprocessen van kinderen óók bij andere vakken dan pedagogiek. Pedagogiek zelf werd geleidelijk aan 'onderwijskunde'.
Toch bleven vakken grotendeels gescheiden. Docenten waren nog steeds 'koning in eigen rijk' en richtten lessen en cursussen in volgens eigen inzicht. Sommigen bleven les geven zoals ze altijd gedaan hadden: klassikaal, frontaal. Anderen gaven echter meer ruimte aan de inbreng van de studenten.
Ook de invoer van Didactische Analyse veranderde weinig aan de systemscheiding. Docenten bepaalden zelf of ze er iets mee deden in hun lessen. De meesten deden dat ook wel - tot zekere hoogte. Het werd bevorderd omdat nieuwe boeken verschenen over de didactiek van de vakken. Zo verscheen voor de zaakvakken de veel gebruikte serie: 'Kind, School en ... ' voor Geschiedenis, Aardrijkskunde, Natuur. Deze boeken gaven een duidelijke structuur aan het vak zodanig dat de onderwijzer er in de praktijk mee uit de voeten kon. Maar Didactische Analyse als een platform voor vakoverschrijdende samenwerking - dat werd niet gerealiseerd.
- Bernard Broodbakker
- Klas 2c 1975
- X-sluit
Interview 2012; 2:02 |
Bernard Broodbakker volgde de PA-opleiding van 1973-1976. Na zijn VWO wist hij niet goed wat verder te gaan doen en kwam op Magister terecht omdat die toevallig vlakbij zijn huis stond. In het begin stond hij dan ook wat bevreemd tegenover de verschillende vakken en de aangeboden studiestof. Niet dat het oninteressant was, maar Bernard kon een en ander niet plaatsen in het beroepsperspectief en de stage-ervaringen. Toch werd hij gegrepen door diverse onderwerpen en vooral door sommige docenten die zeer inspirerend waren. |
De (niet-complete) klas van Bernard Broodbakker in 1975 ('2c'). Wie is wie? - Ga met de muis over de gezichten. |
Wel ontstonden samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld bij de zaakvakken ('BANG', voor het eerste jaar) en bij de handenarbeid, handvaardigheid en tekenen, die zich geleidelijk begonnen te ontwikkelen tot 'beeldende vorming'.
De doorvoering van het Experiment 'Toetsing en Diplomering' in 1977 leidde wel tot nauwer overleg binnen en tussen vaksecties waardoor wel enkele dwarsverbanden gelegd konden worden.
Activiteitenweken
In dit decennium worden steeds meer activiteitenweken georganiseerd, die vallen onder noemer 'buitenschoolse activiteiten'. Eerste jaars krijgen een algemene introductieweek buiten het instituut, aanvankelijk in 'De Leeuwenhorst' in Noordwijk, later ook elders. De buitenschoolse activiteiten omvatten onder meer de legendarische Bevercé-week, de skiweek, het wadlopen, de Vlaanderenweek, de bezinningsweek in de Achelse Kluis. Veel van deze activiteiten werden voortgezet tot in de jaren negentig (Ipabotijd). En voor heel veel studenten vormden ze een grote bron van inspiratie. Magister Vocat beschouwde deze weken als een essentieel deel van de persoonlijke vorming van de toekomstige leerkracht.
- Bevercé
- Wadlopen
- Skiën
- Steenkolenmijn
- Vlaanderenweek
- Leesgezelschap
- X-sluiten
Links: het kampterrein; midden: caravan van John als hoofdkwartier; rechts: Br Monaldus crosst met zijn brommer door de beek.
Vanaf 1972 tot in de tachtiger jaren werd het Bevercé-kamp gehouden als introductieweek voor de derdejaars studenten die voor hun specialisatie gekozen hadden voor tenminste één van de vakken gymnastiek, biologie, aardrijkskunde. Er werd gekampeerd op een prachtig terrein aan het riviertje de Warche, enkele kilometers ten noorden van Malmédy. Later waren er ook mogelijkheden tot rotsklimmen en afdalen in kleine grotten.
Tijdens de week werd zeer intensief gewerkt. Aan de orde kwamen: oriëntatietochten rond het kampterrein, spelvormen in de natuur, groeven en gesteenten, planten en dieren, landschappen. Hoogtepunten waren: een nachtelijke ori?ntatietocht, een grote tocht over de Hautes Fagnes, en natuurlijk het grote afsluitende kampvuur.
Studenten leerden hier werken in groepen. Als groep moesten zij zich in eigen onderhoud voorzien en vormden zelf daartoe 'units'. Ze moesten ook als groep de verschillende opdrachten uitvoeren en elkaar soms door moeilijke situaties helpen. En natuurlijk leerden zij hier ook veel op het gebied van de verschillende vakken.
Links: wadlooptocht naar Schiermonnikoog, ca. 1976, toen we nog de diepste geul moesten doorsteken via een voorgespannen touw. Rechts: Kees van Wissen (l) en John Bakker (r)
in 1972. Zij waren als wadloopgids erkend.
Vanaf 1972 organiseerde Magister Vocat middels docent LO John Bakker voor de derde jaars wadlooptochten naar Schiermonnikoog en Ameland. Ze groeiden al snel uit tot een jaarlijks terugkerend wadloopweekend. Op verzoek van studenten werd vlak vóór of ná het eindexamen nog een tocht gehouden. Studenten konden zo het grootste natuurgebied van Nederland lijfelijk en geestelijk ervaren ('Je komt aan de start met een goede conditie en een prutbestendig humeur!'). De directe ervaring gaat uit boven welk mooi verhaal of film dan ook.
In de jaren na hun afstuderen kwam een aantal studenten regelmatig terug, nu met collega's, vrienden, hun eigen familie inclusief kinderen.
Ski?n in Gerlos, Tirol. Soms oefenen in de dichte mist (links), maar vaak hadden we prachtig weer (rechts).
Vanaf ongeveer 1975 organiseerde docent LO John Bakker een skiweek, in Gerlos, Tirol. Was het aanvankelijk een kleine groep (de 'specialisten LO'), later groeide de belangstelling sterk. Vele studenten hebben hier een nieuwe wereld ontdekt. Jaren lang zagen wij oud-studenten terugkomen. Er is heel wat afgepraat wat zo'n skiweek bijdraagt aan de vorming van een leraar basisonderwijs. Maar het leren ski?n (en later snowboarden) vraag veel doorzettingsvermogen, en studenten hielpen elkaar door 'dode' momenten heen. En er was aandacht voor het landschap (bergen, landschapsgebruik) en het weer (sneeuw, föhn). We waren ondergebracht in een tweetal oude boerenhuizen met krakende bedden en gehorige gangen. Bedrijven waar nog op ouderwetse wijze koeien gemolken werden. Ook sommige docenten hebben hier leren skiën. Het bleek mogelijk dat eigen docenten skiles konden geven. Het samen werken naar een gezamenlijk doel werd door alle deelnemers dubbeldik onderstreept.
Vallen en weer opstaan, even weer bijten - zo leer je het! (links). Het oude boerenhuis van de familie Hauser (rechts).
Links: de mijn Waterschei, bij Genk. Rechts: de nog schone groep maakt zich klaar voor de afdaling.
In dit decennium hebben we enkele jaren achtereen een volledig werkende steenkolenmijn bezocht, nl de mijn 'Waterschei', gelegen bij Genk in Belgisch Limburg. Na het aantrekken van mijnwerkerskleding daalden we met de lift met hoge snelheid af tot een diepte van circa 900 en zelfs op 1000 meter. Na een tijd gereden te zijn in een treintje, vervolgden we de tocht te voet door steeds nauwere en spaarzamer verlichte gangen. Tot we aan het kolenfront kwamen en daar werden we 'uitgenodigd' om 250 meter te kruipen tussen zware hydraulische stutten, langs het kolenfront tot de volgende 'kopse' gang. Soms moesten we op de buik, onder een half verzakt plafond, waarbij het akelig kon kraken in de 'berg'. Uiteindelijk kwamen we weer boven, volledig zwart bedekt met kolenstof. Zo'n tocht vergeet je nooit meer! Helaas werden ook deze mijn gesloten, het was dus letterlijk een unieke tocht.
Weer boven een verzameling zwarte gezichten! Foto's nemen ?n de mijn zelf is verboden (ontploffingsgevaar). Helemaal rechts onze trouwe mijngids, Toine Opgenhaffen. Vooraan: tweede van links: Anita Br?ggeman, zesde van links: Jan Jobse. Achterste rij helemaal rechts Kees van Wissen, derde van rechts Cor Kessler, vierde van rechts Jan de Groot, met daarnaast John van 't Hof.
Interview 2012; 1:14 |
Jan Jobse vond dat er naast het grote aanbod aan 'buiten- respectievelijk sportactiviteiten' ook iets op cultureel gebied zou moeten komen. Samen met enkele collega's ontwikkelde hij het concept van de 'Vlaanderenweek'. Tweede jaars studenten gingen in de eerste week van het studiejaar naar Vlaanderen, en dan met name de steden Brugge, Gent en Antwerpen. In dit fragment vertelt Jan iets over de opzet van deze week. Later namen andere collega's de organisatie over. De Vlaanderenweek is tot heel diep in de Ipabo-tijd blijven bestaan. |
Interview 2012; 2:27 |
Voor het vak Nederlands moesten de studenten een behoorlijk stevige lijst literatuur tot zich nemen. Jan Jobse probeerde de literatuur dichter bij de studenten te brengen door een 'Leesgezelschap' te beginnen. Dit bestond uit een groep ge?nteresseerde studenten die een boek lazen en daar over met elkaar en met Jan spraken. In dit fragment vertelt Jan iets over dit Leesgezelschap en het 'dichterbij brengen' van de sociale omstandigheden waar boeken in geplaatst moesten worden. |