1950-1959

 

 

 

Minister Rutten

Minister Theo Rutten voerde de Nieuwe Kweekschoolwet in (1952) - klik op de foto.

 

Gielen
Prof.dr. Jos. J. Gielen was Minister van Onderwijs, en later hoogleraar Pedagogiek in Nijmegen. Samen met dr. S. Strasser schreef hij verschillende leerboeken voor de (katholieke) kweekschool. Klik op de foto voor meer informatie.

 

 

 

Pedagogiekboek

Tekst pedagogiekboek

Dit boek werd op 'Magister' lang gebruikt (jaren vijftig en zestig). Pedagogiek had een filosofisch karakter met niet veel praktische aanwijzingen. Bovendien was het een 'echt katholiek' boek. Ga met de muis over de afbeelding om een tekstfragment te zien (over de verhouding school - Kerk - gezin).

 

 

 

Onderwijs

Verzuiling - Nieuwe Kweekschoolwet

Het onderwijs is in dit decennium nog sterk verzuild. Naast openbare kweekscholen waren er bijzondere; elke denominatie had eigen opleidingen. Ze moesten natuurlijk wel voldoen aan de gestelde regels.

Het wettelijk kader verandert. Vanouds viel de 'kweekschool' wetteliijk onder de Lager Onderwijswet van 1920. In 1952 krijgt de kweekschool een eigen wet, waarin onder meer de drie leerkringen worden geïntroduceerd.

  • Wet Lager Onderwijs
  • Werving
  • Nieuwe Kweekschoolwet
  • X-sluiten

In de eerste helft van de 20e eeuw valt de kweekschool onder de Wet op het Lager Onderwijs, de WLO uit 1920. In deze wet wordt aandacht gegeven aan het intellectuele niveau van de opleiding. Enkele belangrijke punten in deze wet:

  • Theo D Hoofdakte cijfersDe bekostiging wordt voor alle scholen gelijk en alle opleidingsleraren krijgen een gelijke salariëring
  • De 'kweekschoolmeesters' gaan allen leraren heten. Zij moeten minimaal een hoofdakte bezitten én een MO-A akte.
  • De opleiding bestaat uit twee tot drie jaar theorie waarbinnen praktijkervaringen worden opgedaan.
  • De toelatingseisen: (M)ULO of drie jaar HBS of Gymnasium
  • De opleiding wordt afgesloten met een examen, de 'Lagere Akte'- die twee jaar duurde. De 15 vakken zijn: Opvoedkunde, Nederlandse taal en letterkunde, Lezen, Frans, Duits, Engels, Geschiedenis, Aardrijkskunde, Kennis der Natuur, Rekenkunde, Wiskunde, Schrijven, Tekenen, Zang en Gymnastiek.
  • Na de Lagere Akte kon men de Hoofdakte halen via een -meestal- avondcursus van twee jaren. Vakken: pedagogiek, Nederlandse taal en letterkunde, geschiedenis, aardrijkskunde, natuurkunde en wiskunde.
  • Door deze wetgeving steeg het niveau, maar er was en bleef kritiek op de opleiding en de onderwijzer. Vooral na de oorlog werd gesteld dat 'het maatschappelijk aanzien' van de onderwijzer omhoog gebracht moest worden en dat de beroepsopleiding een meer 'wetenschappelijke inhoud' moest krijgen.

Afbeelding: Het hoofdaktediploma van Theo Diderich, die in 1955 zijn 'Lagere Akte' behaalde, daarna aan het werk ging als onderwijzer en later in 'deeltijd' (de term bestond nog niet!) zijn Hoofdakte haalde.
De Hoofdakte bestond uit twee delen: A en B, die gescheiden behaald konden worden.

UwToekomst

In de loop van de jaren vijftig ontstaat er een groot tekort aan onderwijskrachten, zowel voor het lager onderwijs als andere onderwijsvormen. Het ministerie geeft een jaarlijks bijgestelde brochure uit: 'Uw toekomst voor hun toekomst'. Er wordt daarin uitvoerig ingegaan op de mooie kanten van het onderwijzers- en leraarsberoep. Ook worden er de salarissen in genoemd.

In de begeleidende tekst staat onder meer:
"Waarom zou je onderwijzer worden?"... "..niet om in betrekkelijk korte tijd rijk te worden..." En: "Wie macht wil uitoefenen, blijve van het onderwijs vandaan."

Waarom dan wel? Antwoord:
"Waarom zoudt Ge geen onderwijzer worden, als de pedagoog in U leeft? en als Ge de toekomst van Uw volk daarmede een onschatbare dienst bewijst?"

De teksten zijn van C. Kleijwegt, lid van de Tweede Kamer (PvdA), 1957.

Ga met de muis over 'salarissen' om te zien wat onderwijsgevenden Lager Onderwijs in 1957 verdienden.
Let op de wel heel lange "carrièrelijn"!

De Nieuwe Kweekschool Wet van 1952 wordt geïntroduceerd door minister Dr. T. Rutten (kabinet Drees-I).

Hiernaast: de onderwijzersaktes van Kees van Wissen.
Ga met de muis over de afbeelding.

De kweekschool krijgt drie leerkringen:

  • de eerste leerkring stond open voor bezitters van het (M)ULO-diploma, die in twee jaar gebracht werden op 'HBS-niveau'. in deze leerkring kwam toch ook al veel 'didactische stof' aan de orde. Wie in de eerste leerkring zat ging (met voldoende resultaten) door naar de tweede!
  • de tweede leerkring is de eigenlijke beroepsopleiding van twee jaar, en staat open voor hen die de eerste leerkring met succes hebben afgesloten of in het bezit zijn van een HBS-, MMS- of Gymnasiumdiploma. Deze leerkring wordt afgesloten met een examen, waarbij men de 'akte bekwaamheid als onderwijzer' behaalt waarmee men in het lager onderwijs kan gaan werken. (links)
  • de derde leerkring vervangt de oude 'Hoofdakte', en nadat men het examen haalt wordt het diploma 'volledig bevoegd onderwijzer' uitgereikt. Hiermee kan men schoolhoofd worden.

Belangrijke veranderingen in de beroepsopleiding:

  • Pedagogiek en haar hulpwetenschappen (psychologie, algemene didactiek) komt duidelijk centraal te staan
  • In de verschillende vakken komt de vakdidactiek duidelijker in beeld. In de praktijk komt daar niet zo veel van terecht, zij het dat er wel specifieke boeken verschijnen over 'vakdidactiek'.
  • Praktische vorming door een echte stage waarbij vooral de pedagogiekleraar begeleidingsuren krijgt, en de vakleerkrachten in beperkte mate. Er wordt nu ook een praktijkexamen afgelegd aan het einde van de tweede leerkring. In de tweede leerkring worden geen vreemde talen meer onderwezen.
  • In de derde leerkring wordt ook -beperkte!- aandacht gegeven aan het kleuteronderwijs en het vervolgonderwijs (VGLO en MULO).

In de vijftiger en ook zestiger jaren blijken vooral meisjes de derde leerkring te laten schieten. Als zij trouwden en kinderen kregen, was het vaak afgelopen met het schoolwerk. Katholieke lagere scholen hadden in hun aanstellingsvoorwaarden een bepaling staan die inhield dat vrouwen die in het huwelijk traden, hun baan kwijtraakten.

Kweekschooldocenten moesten nu tenminste twee MO-A akten hebben. De meesten hadden een bevoegdheid voor meerdere vakken. Later werd de bevoegdheidseis opgetrokken naar 'eerste graads': een MO-B akte of een doctoraal voor het betreffende vak.

Op de tabbladen staat meer over de kweekschoolwetten en de 'werving'.
Salarissen57
Salarissen in 1957. Voor 1958 werden ze met 2 % verhoogd,
in verband met de huurverhoging. glo = gewoon lager onderwijs

 

'Universiteit van de armen'

De Kweekschoolwet leidde tot een statusverhoging van de opleiding en van het beroep van onderwijzer.
De kweekschool bood vele jongeren uit midden- en lagere milieus een welkome mogelijkheid tot intellectuele ontwikkeling. Eind jaren vijftig was ongeveer 30 % van de toekomstige mannelijke onderwijzers afkomstig uit lagere sociale milieus. Na het behalen van het kweekschooldiploma studeerden velen van hen door. Zij haalden lagere onderwijsakten (waarmee men op de MULO les kon geven). Daarna behaalden velen ook nog een of meer MO-akten. Sommigen studeerden af aan de universiteit en promoveerden zelfs. Zo is de kweekschool een belangrijk instrument voor sociale stijging geweest.

Onderwijs gericht op kennis

Een onderwijzer moest vooral veel parate kennis hebben. In de opleiding was er dan ook veel aandacht voor de eigen ontwikkeling, voor het verwerven van kennis en vaardigheden die samenhingen met de gedoceerde vakken. Veel minder aandacht werd gegeven aan praktische pedagogische en didactische inzichten. Men leerde het vak in de stage, en vooral in de latere onderwijspraktijk. Op de achtergrond werd als ideaal de culturele ontwikkeling ('verheffing') van met name de lagere klassen genoemd.

Het onderwijs was in het algemeen klassikaal en frontaal, en weinig aanschouwelijk. Uitzondering daarop waren de 'expressievakken' en vakken als (bord)schrijven en spreken.

  • Toon Peters over Pedagogiek
  • X-sluiten

Toon Peters is oud-leerling van 'Magister Vocat' (1954-1959).

Hij vertelt hier iets over het vak 'Pedagogiek'. Dit vak had indertijd een sterk filosofisch karakter.
Op katholieke kweekscholen werden de boeken gebruikt van J.Gielen en S.Strasser, hoogleraren aan de katholieke universiteit Nijmegen.

Het ging hier vooral om 'vorming' (Bildung), maar het praktische nut van dit vak voor de beroepsuitoefening was vaak ver te zoeken.

Interview 2011; 0:56

Karakterkubus
Op de hoekpunten de 8 'temperatmentstypen'.
In deze jaren waren in de Psychologie 'karakterologieën' en 'typologieën' in de mode. Dit waren modellen waarmee mensen konden worden getypeerd, fysiek, maar tot op zekere hoogte ook geestelijk. Bekend waren onder meer de 'Karakterkubus' van Heymans' () en de typologieën van Kretschmer en Sheldon. Het idee erachter was dat deze karakteriseringen de onderwijzer(es) konden helpen kinderen 'in te schatten'. In de praktijk kwam daar niets van terecht, mog los van de vraag of deze theorieën verantwoord zijn.
Oud-leerling Toon Peters vertelt iets over het vak Pedagogiek

 

Bestuurlijke rust

Openbare scholen vielen veelal onder de gemeenten. Bijzondere scholen op basis van levensbeschouwing hadden een eigen bestuur waarin religieuze invloeden duidelijk aanwezig waren (kerkbestuur, pastoor). Het bestuur van de RK kweekscholen lag vaak in handen van de Congregaties. Zij hanteerden daarvoor een Stichting als juridische vorm.

De besturen stonden op grote afstand van de alledaagse praktijk. De wetgeving was in het algemeen duidelijk en beperkt in omvang. De inspectie bezocht de scholen wel maar kwam doorgaans niet veel verder dan de directiekamer. Conflicten werden binnenskamers opgelost. Kees van Wissen: "In 40 jaar onderwijspraktijk heb ik nooit een inspecteur in mijn klas of les op bezoek gehad. Wel eens op de gang gezien."

Donald Duck

donaldduckIn1952 verschijnt het eerste nummer van Donald Duck, 'een vrolijk weekblad'. Onderwijsautoriteiten van minister tot en met leerkrachten maken groot bezwaar tegen dit 'plaatjeslezen' omdat het de leesvaardigheid zou ondermijnen. Al eerder verschenen strips als 'Dick Bos' waren op scholen verboden omdat ze een slechte invloed zouden hebben, met name op de morele ontwikkeling van kinderen.

De beeldcultuur wint echter in de komende decennia snel aan invloed.