Meisjes en jongens, nonnen-in-de-wereld

Groei

Rond 1950 groeide 'De Voorzienigheid' sterk. De school kreeg er vier lokalen bij om de acht klassen onder te kunnen brengen. Er waren plannen omop het bestaande schoolgebouw een verdieping te bouwen. Zo staat er in het Verslag van de Vergadering op 7 december 1950:

'Wegens de verbouwing van de kweekschool kwamen de Docenten bijeen in de grote zaal aan de Lauriergracht. In deze ietwat voorname ruimte werd de prestatie geleverd om in 2 uur tijd de rapporten van 8 klassen te bespreken.'

Maar het werd nog drukker:

Lex Lammen: 'Temidden van al deze drukte werd namens de bisschop op 10 augustus 1950 aan directrice Zr Xaveria de vraag gesteld of zij ook jongens als leerlingen kon hebben. Die zouden dan meteen op 1 september moeten beginnen.'

In die tijd zei men geen 'nee' tegen kerkelijke autoriteiten!

Lex: 'Op 13 augustus al werd het besluit op de kansels voorgelezen en die zelfde dag nog - het was een zondag - meldde zich de eerste adspirant-onderwijzer: Herman Homminga uit Kerkrade, die toevallig met vakantie in Amsterdam was.'

En 'De Voorzienigheid' begón het schooljaar met jongens - 26 in getal!

In het Verslagcahier van de vergadering van september 1950 staat in fraai lopend handschrift te lezen:

"Het ontstaan en het begin van de Jongensafdeling der R.K. Kweekschool 'De Voorzienigheid'."
"Door verschillende instanties zijn reeds meermalen pogingen in het werk gesteld om in Amsterdam een gelegenheid te scheppen voor de R.K. Onderwijzersopleiding.
Sinds de opheffing der Normaalschool van de Sint-Vincentiusvereniging was er voor jongens in Amsterdam geen mogelijkheid om een R.K. opleiding tot onderwijzer te ontvangen. De dichtst bijzijnde gelegenheden bieden de R.K. Kweekscholen in Beverwijk en Hilversum, waar alleen interne leerlingen aangenomen worden.
Bij de grote toename van het aantal kwekelingen in 1950 werden vele jongens ook uit Amsterdam, wegens plaatsgebrak op de bestaande kweekscholen, afgewezen."
De St Vincentiusvereniging had een RK Kweekschool voor jongens van 1863 tot 1926.

Bisschop HuibersLex: 'Van Bisschop Huibers (links) kwam de speciale toestemming om, zo lang het niet mogelijk was alle lessen door mannelijk personeel te doen geven, enkele lessen door zusters te laten verzorgen. (...)
Op de lerarenvergadering van de nieuwe afdeling was men wel tevreden over de sfeer in de Nieuwe Leliestraat (waar de jongens ondergebracht waren), maar minder over de vorderingen. De jongens "studeren te weinig, roken te veel" - zo werd genotuleerd.'
'Toen de tweede klas jongens-Kweekschool inmiddels ook al weer uitpuilde, stond bisschop Huibers toe dat enkele jongens in meisjesklassen mochten zitten, maar deze gelukkigen moesten hun middag-boterham op de pastorie nuttigen.'

'De Voorzienigheid' was nu tamelijk groot geworden: 184 meisjes en 67 jongens. Daar kwamen nog 270 MULO-leerlingen bij, en 320 lagere schoolkinderen (St Jozef voor jongens, en St Maria voor meisjes) én 285 leerlingen van voorbereidend onderwijs én 120 kleuters! De circa 140 Zusters hadden een internaat (ca. 90 internen) en droegen ook nog -enige- zorg voor minder bedeelde gezinnen in de buurt en voogdijkinderen.

De Jongens-afdeling kon in september 1955 ondergebracht worden in het St Piusgesticht in de Kerkstraat. De zorg voor het onderwijs kwam geleidelijk steeds meer in handen van de Broeders van Maastricht, waarvan er tien in het Pius kwamen te wonen. Hiermee kwam aan een voor die tijd bijzondere vorm van RK co-educatie een einde.

Lex: 'Na het vertrek van de jongens was de schoolbevolking weer teruggebracht tot meisjes, rond de 150, die les kregen van 10 dames en 13 heren (van wie er 8 resp 2 het geestelijk habijt droegen.'

 

Over de identiteit

Het onderwijs was voornamelijk klassikaal en frontaal. Soms waren de lessen saai, en de ene docent was natuurlijk niet de andere. Maar vaak waren er nauwe contacten tussen docenten en de verschillende groepen waarbij lessen in een zeer goede sfeer verliepen. En naast de theoretische lessen waren er de 'expressievakken' met de grote nadruk op zelfwerkzaamheid. In totaal ging het om de 'Bildung', de vorming van de katholieke onderwijskracht.

Er was sprake van een duidelijke rooms-katholieke identiteit. In de kapel werden zeer regelmatig diensten gehouden. Maar er was geen strakke regeling zoals dat elders in Nederland wel voorkwam.

'De Voorzienigheid' was in deze jaren autoritair, maar liefdevol. Wanneer iemand zorgen had, konden de nonnen veel, zo niet alles, regelen. Ze vertoonden dan veel medemenselijkheid. Dit zou echter veranderen in de roerige jaren '60.

  • De Kapel
  • Sfeer op de VZ
  • Identiteit VZ
  • Gescheiden seksen
  • 'Koppeltjes'
  • Retraite
  • X - sluiten
Kapel dienst 'De Voorzienigheid' had een eigen kapel waarin frequent diensten werden gehouden. Ten tijde van de jongens waren deze veelal acolyt. De Zusters zaten daarbij vooraan, met achter zich de rest van schoolbevolking. De Kapel werd in 1881 gebouwd door de architect Adrianus Bleys. Toen in de jaren tachtig de Zusters definitief 'de Gracht' verlieten kon dit unieke stuk Jordaan met deze kapel door de inzet van vrijwilligers behouden blijven.

 

Interview 2010; 1:51)

Corrie Spook was leerlinge van 'De Voorzienigheid' van 1945-1947. In 1951 trad zij in in de Congregatie en heeft vanaf 1953 jarenlang les gegeven in de vakken Nederlands en Schrijven, het meest in Amsterdam, en tussendoor enkele jaren in Steenwijkerwold, waar de Zusters ook een huis en een kweekschool hadden.

Zij vertelt hier over de sfeer van de school en vooral ook over de instelling van de Zusters, die hier in Amsterdam, veel meer 'vrouwen van de wereld' waren. Deze visie wordt gedeeld door Joke van Iersel, die in de jaren '50 leerlinge was.

Kees van Iersel was leerling aan de Jongensafdeling (geslaagd in 1956). In dit fragment vertelt hij over de RK identiteit, muziekles en het (vrijwillige!) zangkoor, geleid door Zuster Antonina. Er was ook aandacht voor het Gregoriaans.

Interview 2009, 1:26

St Jozef met staf

Binnen de Roomse instellingen (kerken, scholen, verenigingen) was decennialang de scheiding der seksen reëel. In iedere RK kerk was aan de linkerzijde een Mariakapel. Alle vrouwen zaten links. Aan de rechterzijde was een kapel met Sint Jozef. De mannen zaten rechts.
St Jozef had vaak een staf en een bloeiende lelie. De staf was het symbool van A�ron. Deze staf heeft alles te maken met "Jozef was eigenlijk een "Cohen"' iemand van de Priester-familie. Zie: Hebr. 9:4
In de jaren zestig verdween het sekse-onderscheid in de instellingen.
(Aanvulling Jan Engelen)

 

Interview 2010; 1:19

In de beginjaren vijftig was de Kweekschool enigermate 'gemengd': meisjes, en daarbij (af en toe) de jongens. Dat lag moeilijk op de roomse school. 'Paarvorming' werd dan ook fors tegengegaan, maar de natuur laat zich moeilijk bedwingen. De onvermijdelijke menging resulteerde soms in biologische gevolgen, hetgeen in die tijden een schande was.

Kees van Iersel vertelt hier over. Zelf heeft hij 'zijn' Joke in de tweede klas leren kennen en wilde deze band niet verhullen.

Retraite Minimaal één keer in de opleiding gingen de leerlingen "op retraite", die veelal in Noordwijkerhout werd gehouden (zoals hier).
Vragen rond 'identiteit', 'wat wil ik met mijn leven', 'wat is precies katholiciteit' , 'hoe kan dat gestalte krijgen in het onderwijs' kwamen hier aan de orde.
De leerstellingen en richtlijnen van de Kerk waren daarbij echter heel dominant.
Druk op de tabbladen voor meer informatie.
bleys
Acolyt